Pieter Poppe (ISIB) over correcte toepassing van wettelijke eisen inzake brandveiligheid

“De brandreactieklasse van een onderdeel van een bouwelement aanvaarden, voor de veiligheid van het eindproduct, is niet correct”


Brandveiligheid heeft de afgelopen decennia een primaire positie verworven in de bouwsector. Dat is niet meer dan terecht, maar toch is het voor aannemers en klanten niet altijd duidelijk hoe de wetgevingen en normeringen correct toegepast moeten worden op de werf. Beddeleem haalde Pieter Poppe, afdelingshoofd Consultancy van het Instituut voor Brandveiligheid (ISIB), in de showroom te Nazareth voor de microfoon van journalist Sammy Soetaert. Pieter schept klaarheid rond de toepassing van het classificatierapport inzake brandreactie.

Kunt u eerst de taken van ISIB toelichten?

Pieter Poppe: ”ISIB is een organisatie met twee vestigingen, in Gent en Luik. Wij zijn onder meer actief in de certificering van plaatsers van brandwerende deuren en de certificering van producten. Een andere activiteit die wij uitoefenen is de interpretatie van de resultaten van brandproeven, die uitgevoerd worden door de gespecialiseerde brandlabo’s volgens de geldende normen. In het buitenland mogen deze labo’s ook de interpretatie van hun proeven formuleren, maar in ons land mag dat niet omwille van de neutraliteit. ISIB vormt daarom de schakel tussen de labo’s en de gebruikers, door onafhankelijk advies te geven op basis van de resultaten van de uitgevoerde proeven. Het klantenbestand dat gebruik maakt van deze adviezen is zeer divers, met onder meer brandweerdiensten, aannemers, architecten en studiebureaus.”

Hoe is de attestering van de brandwerendheid van producten in ons land exact beschreven?

Pieter Poppe: ”Er zijn 2 verschillende eisen in de wetgeving, i.e. het KB Basisnormen. Zo wordt er in eerste instantie beschreven aan welke brandwerendheidseisen bouwelementen moeten voldoen. Naargelang het type gebouw wordt bepaald wat de eisen rond brandreactie en de termijn voor brandweerstand zijn voor de bouwelementen. Zo is onder meer de hoogte van het gebouw en het type gebruiker van belang voor de bepaling van deze factoren. De eisen rond brandreactie in evacuatiewegen van een rustoord zullen bijvoorbeeld strenger zijn dan die van een ander type gebouw. De producten en systemen die ingezet worden, moeten beantwoorden aan deze eisen. Deze stap moet voor alle duidelijkheid genomen worden tijdens het ontwerp van het gebouw.”

“Vervolgens schrijft de wetgever voor dat -indien er geen CE-markering is- de brandwerendheid van producten moet aangetoond worden via een Europees classificatierapport. Daarin staat niet enkel de klassering, maar ook de toepassing waarvoor het product getest is. De klassering kan aangetoond worden via diverse normen, bijvoorbeeld de categorieën onder de Europese EN 13501 norm.”

Zijn er bepaalde hinderpalen of aandachtspunten in deze werkwijze?

Pieter Poppe: ”Het Europees classificatierapport geeft weer wat de brandeigenschappen zijn in een labo-omgeving, met tests die nauwgezet volgens de voorschriften in de norm uitgevoerd worden. Maar op de werf heb je die afgelijnde context niet, en is de toepassing nooit helemaal hetzelfde als de toepassing tijdens de proeven. Er is met andere woorden soms ruimte voor interpretatie en elk bedrijf lost dat op zijn eigen manier op. Sommigen zijn daar zeer strikt en proactief in, en zullen bij afwijkende situaties meteen of vooraf inlichtingen inwinnen hoe ze een positief advies kunnen verkrijgen. Aan de andere kant van het spectrum staan de bedrijven die pas te laat in actie schieten. Als er vanuit onze expertise dan een negatief advies volgt, dan kunnen er negatieve gevolgen zijn bij een eventuele controle door de instanties. Bovendien is er altijd een risico dat een situatie moet hersteld worden naar een aanvaardbaar niveau.”

Kunt u een voorbeeld geven van een verschil tussen het classificatierapport en de toepassing in de praktijk?

Pieter Poppe: ”Zeker. Een bepaalde plaat krijgt in het classificatierapport een brandwerendheids-klasse EI120 (2 uur brandwerend). In het rapport staat ook altijd vermeld voor welke toepassingen deze klasse geldig is, bijvoorbeeld bij gebruik samen met een betonnen vloer die over dezelfde brandwerendheidsklasse beschikt, met andere woorden de klassering is geldig voor het geheel van betonnen vloer en plaat. Als diezelfde plaat met een ander bouwelement gebruikt wordt, dan geldt de eerder genoemde brandwerendheidsklasse niet voor deze situatie, enkel tenzij deze nieuwe toepassing ook vermeld wordt bij de mogelijke toepassingen.”

“Dat het op werven toch gebeurt dat men zomaar de klasse van een onderdeel van een bouwelement aanvaardt betreuren we, want het is niet de correcte werkwijze. De wenk die ik hier dus zeker wil meegeven is: zorg dat dergelijke onduidelijke situaties op voorhand verholpen worden zodat u niet voor voldongen feiten komt te staan. Wij hebben het gevoel dat de controles de afgelopen jaren toenamen en dat ook de mentaliteit rond aansprakelijkheid stilaan wijzigt. We merken bij ISIB ook een stijging in het aantal vragen rond deze materie.”

Beddeleem, gespecialiseerd in de totaalafwerking van gebouwen, geeft aan dat deze materie ook voor systeemaanbieders belangrijk is. Met name het verschil tussen brandreactietesten van een product op zich en het testen van een product in zijn uiteindelijke toepassing, kan een grote impact hebben bij het binnenhalen van opdrachten.

Thomas Verbanck (Beddeleem): “Er is een enorm verschil in investering tussen het testen van een eenvoudig paneel en het testen van datzelfde paneel in de diverse configuraties waarin het ingezet wordt. Wij nemen geen risico op gebied van brandveiligheid en zorgen dat we altijd in orde zijn, we laten onze systemen in hun uiteindelijke toepassing testen, zoals het hoort. Die investeringen moeten wij wel verwerken. Dat kan soms onterecht in het voordeel spelen van bedrijven die het niet zo nauw nemen met de correcte werkwijze en enkel over een classificatie van één van hun basismaterialen beschikken. Daar mag wat ons betreft zeker strenger op toegekeken worden.”

Pieter Poppe begrijpt deze verzuchting: “Elke norm beschrijft wel degelijk dat het product moet getest worden in de praktijktoepassing waarin het gebruikt zal worden. Ook in het KB wordt melding gemaakt van de uiteindelijke toepassingsvoorwaarden. Dat betekent overigens niet dat élk materiaal in élke mogelijke toepassing moet getest worden. Er zijn evenwel geen duidelijke richtlijnen over wat dan al dan niet moet gecontroleerd worden. Als bedrijf -aannemer, architect, fabrikant,...- is het dus zaak om zich goed te informeren over de toepassing van de producten en de nodige actie te ondernemen. En doe dat liefst tijdig, zodat er op de werf geen vervelend extra werk moet gedaan worden. Beddeleem is op dat vlak een voorbeeld van hoe het moet.”

Auteur: Sammy Soetaert, freelance vakjournalist

scroll to top